G E D
I C H T
E N
Linda Maria Baros is een Franstalige auteur van Roemeense
afkomst.
Ze werd in 1981 geboren te Boekarest, en woont sinds een
tiental jaar in Parijs. Ze publiceerde vijf dichtbundels, waarvan drie in
Frankrijk bij de uitgeverij Cheyne:
· Le Livre de signes et
d'ombres (Het boek van tekens en schaduwen, bekroond met de Prix de
la Vocation, 2004),
· La Maison en lames de rasoir
(Het huis van
scheermesjes,
bekroond met de Prix Apollinaire 2007) en
· L’Autoroute A4 et
autres poèmes (De A4 Autoweg en andere gedichten, 2009). Daarnaast
publiceerde ze toneel en twee literaire studies.
Ze vertaalde eveneens
een twintigtal boeken in het Frans of het Roemeens. In 2008 creëerde ze de
virtuele bibliotheek ZOOM (125 auteurs), die
een deel van haar vertalingen samenbrengt.
In Roemenië is Linda Maria
Baros de initiatiefnemer en organisator van het festival Primavara
poetilor/Le Printemps des Poètes (De dichterslente) en de
directeur van het literaire tijdschrift VERSUs/m.
In Parijs is ze
adjunct-secretaris-generaal van La Nouvelle Pléiade (De nieuwe Pleiade)
en adjunct-secretaris van de Association des Traducteurs de Littérature
Roumaine (Vereniging van Vertalers van Roemeense Literatuur).
Ze is
als onderzoeker verbonden aan de Sorbonne, waar ze een proefschrift voorbereid
over mythokritiek.
Linda Maria Baros
De turgescentie van de A4
Zij die komen en zij
die gaan
weten
niets
van de turgescentie van de
A4.
Haar wilde geur - de geur van een ouwe
hoer
met ogen gekleurd
als
medicinale alcohol -
de geur
waarin de vrachtwagenchauffeurs zich
verheffen met omgedraaide nek,
en, als een goddelijke lepra,
het
levenspeil.
Ze denken dat de stad zich voor hen uitstrekt,
haar afgehakte kop grijnst op de voorruit.
(Maar op het asfalt zien ze
niet
hoe de reigers bedeesd en
blindelings weggaan
en hardnekkig de klemzittende
munten
uit de votief-jukebox van de dood proberen
te peuteren.)
Aan de pompen scheren de rekruten van de
benzine
de koppen van
het octaan.
Ze verlenen een
gezicht aan de zonsondergang.
Openen de deurvoegen met hun mes
en laten hun nek glijden over
het stalen lemmet.
En zij die gaan en zij die komen
weten niets
van de turgescentie van de A4.
Ze beleven niet meer dan
een tunneleffect.
Buidelnacht
De
autosnelweg stuurt zijn verkenners deze kant op.
In het donker, het voorbeeld
volgend van het hart dat het
kanon afvuurt
op de in het asfaltlaken
slapende rekruten,
reizigers, ook zij.
O, hun zakken snorren,
geprikkeld door de wielen van de
nacht...
Hun laarzen plakken aan de
ramen, aan de duisternis.
In hun droom worden ze door voorname, jonge
buideldames
gezoogd.
De autosnelweg stuurt zijn verkenners deze kant
op.
Maaiers die de velden introkken.
De graskap werd beestachtig op hun
voorhoofd geplakt
door het kanon.
Ze trekken de asfalten vore,
maaien
de mistsluiers,
bekerven de harten onder het asfalt, splijten de
buidels.
En ergens, niet ver weg - als gras
dat sluimert in de sneeuw
-
zuchten de rekruten vermoeid en betrekken slapend de wacht
op lange met
gas geplamuurde vloeren.
En ergens, niet ver weg, klemt de grote
nacht,
haar neus op het asfalt gedrukt,
ze vast in haar net
als in een
dwangbuis.
De maaiers zijn allang de velden ingetrokken.
De graskap valt
over de ogen van de rekruten.
Als een buidel.
Voorname jongedames hebben
hen op hun gemak gezoogd.
De rekruten zijn de helling al opgetrokken,
ze
dragen op hun rug het asfaltlaken,
de koolteerkap.
De nacht verstrijkt.
Het kanon verstomt.
De autosnelweg drijft zijn verkenners deze kant
op.
De weg en zijn juke-box
In het
geknars van de wielen,
want alleen wielen
draaien subliminaalsgewijs
de
zwengel van de autosnelweg,
want alleen zij
meten de uitrekbare zachtheid
ervan,
duizelingwekkend verlengd op een onzichtbaar stuur !
In het
geknars van de wielen,
want alleen zij
rollen om dat onzichtbare
stuur
het lange haar van de autosnelweg,
zodat de wielrijders nooit meer
verdwalen
in een bocht in het kapsel ervan !
Want alleen de
buurtmeisjes
vatten post op de hoofdweg,
halen met hun plakkerige tongen
de munten
uit de parkeermeters
en terwijl ze zwengels verbuigen
als op
een reusachtige ringweg,
spuwen ze die naar de roos,
in oude jukeboxen
!
Want alleen de buurtmeisjes
- gek op snelheid ! -
dansen
verdwaasd als op een reusachtige ringweg
en verdwalen onderweg met de
wielrijders.
Ja, met de wielrijders die, onder de tweesprongen van
de
kruispunten,
gekweld door de amerikanismen van het octaan,
onder de
wielen van de maagd van macadam, verhit,
vroegtijdig ontploffen, zonder het
te beseffen.
Jawel, in een gekraak !
Ja, onder het geknars van de
wielen.
(Bunker Hill, 42, 2008)
De basiswoordenschat
Als je niet elke dag mijn naam
schrijft,
o, moge je hand geplet worden in de schroef van de zinnen
!
Verstijfd, de mond
waarmee je de woorden krabbelt !
Gegeseld het
woord
die de klemmen opent voor de wolven
tussen jou en ons !
En
mogen ze voor altijd ongeneeslijk zijn, je wonden,
die je wast met mijn
tranen,
in een vat vervoerd naar de stad !
En moge je gezicht
voor
eeuwig bezoedeld zijn in de ramen,
als je niet alle dagen mijn naam
kerft
in de kan van de liefde !
O, maar als je in je slaap niet mijn
naam schrijft
met zachte en verfijnde letters,
zoals in het begin,
dan
zal ik ze op je lippen naaien,
diep, met catgut.
Over
liefde en cyaankali !
Vraag me niet bij je te komen, in je
mansarde,
terwijl je draait - als een leeghoofd draait -
aan de knoppen
van het fornuis,
om je eens en voor al te bevrijden
van het gehuil van de
oude ovenwolven,
hun ruiende haar
dat onophoudelijk op je armen
groeit,
’s nachts, als steenpuisten,
wanneer je diep in je vlees je
sigaretten dooft.
Vraag me niet bij je te komen, in je
mansarde,
terwijl je knakt - als een leeghoofd knakt -
tussen de
bedspijlen,
in de deur, onder de laars,
je scheen- en kuitbeen
- ik
hoor ze kraken in mijn mobieltje -
alsof je
het oude jachtgeweer van je
vader knakt,
dat teveel plakt om het opnieuw te kunnen laden,
nadat hij
zich voor zijn kop had geschoten
en, stuiptrekkend, je deur kapot had
getrapt.
Vraag me niet te komen, in je mansarde,
want dan zal ik komen
!
En ik zal me het hart uit de borst rukken,
ik zal het bekerven met mijn
tanden
en het bestrooien met zout
dat ik met een plat houweel
uit mijn
traanklieren heb gewonnen
en ik zal het werpen
zoals je een molensteen
werpt,
zodat het je scheen- en kuitbeen zal breken,
- in duizend stukjes !
-
zodat het diep in de oven
je ammoniakadem zou opstapelen
en voor
immer
je wilde beestenkop zou knakken !
(Revolver, 138,
2008)
vertaald uit het Frans door Jan H. Mysjkin
foto Jan H.
Mysjkin
Poetry
International
festival 2008
Veertif
jaar
Poetry International festival
copyright © Linda Maria Baros. Gedichten
Frans dichter -
Franstalig schrijver - Frankrijk - auteur - vandaag - jonge dichter
eigentijdse dichter
- belangrijke dichter - literaire tijdschrift - Roemeens dichter
.
lezen